Skip to content

Latest commit

 

History

History
256 lines (256 loc) · 709 KB

pinang.md

File metadata and controls

256 lines (256 loc) · 709 KB
ObjectNumber Title ObjectName Description
WM-52126 nan pinangpotje nan
RV-929-742a AMULET amulet Dun rond takje, enigszins gekronkeld en omwoeld met rood katoen. De onderkant schuin afgesneden, de bovenkant in de vorm van een hurkend mensenbeeld, zeer ruw gesneden.
De amuletten, aan een touwtje om de hals gedragen, hangen op borst of rug en moeten de mannen zowel moedig maken bij aanvallen, als bescherming verlenen tegen allerlei onheil. Zij worden ook wel door jongemannen op de rug gedragen, als tovermiddel om een of ander meisje aan te trekken. Aan enkele amuletten zijn stukjes hout of worteltjes vastgemaakt; bij tochten tegen de vijand wordt hiervan iets afgeschraapt en het schraapsel samen met sirih gekauwd. Ook steekt men verkoolt men een uiteinde van de toverhoutjes en eet iets van het verbrande gedeelte op; soms tot afwering van regen bij het ten strijde trekken. De uitgesneden amuletten doen alleen dienst, als er een ondermening of rooftocht op touw wordt gezet; zij worden telkens op nieuw ingewijd door bestrijking met gekauwde pinang, sirih en kalk. De drager van het amulet moet hetzelfde ritueel ondergaan, waarbij vooral het voorhoofd met het mengsel wordt ingesmeerd. Raakt de drager toch gewond, dan wordt wat van het toverhoutje geschraapt en hem dat ingegeven om de dood te verhoeden. De amuletten zijn zelden of nooit beeltenissen van overledenen; de insnijdingen zijn louter versieringen. Tussen het hout en het omwindsel bevindt zich een of ander onheilafwerend middel, dat soms ook aan het voorwerp hangt. Elk gezin vervaardigt de amuletten van een soort hout, die bij overlevering heet aan dat gezin geluk te brengen. Eenzelfde gezin zal nooit een amulet, al of niet versierd, van een andere houtsoort bezitten.
RV-1926-86 SIRIHTAS sirihtas De sirihtas werd gebruikt om sirih-vruchten, pinangnoten, gambir en kalk in te bewaren. Wanneer men de sirihzak meeneemt, dan draagt men de zak meestal bij zich in een draagsarong. In Bada werd de zak niet alleen gemaakt voor persoonlijk gebruik, maar ook voor verkoop. De sirih, pinang en gambir werden los in de zak bewaard; hoewel men ze soms in een mandje stopt. De kalk werd bewaard in een kokertje of busje. Naast de benodigheden voor een sirih-pinang pruim werden er ook zaken als tabak en een vuursteen in bewaard.
Een sirihzak was een gebruikelijk cadeau, dat een meisje voor haar geliefde maakt.
De sirihzak werd geopend wanneer men thuis een gast ontvangt. Wanneer men onderweg is en een bekende ontmoet, dan werd er vaak een sirih-pinang pruim aangeboden en gekauwd. Het aanbieden van de pruim bestempelde de vriendschap. Rond de sirihzak bestaan ook een paar taboes, die te maken hebben met de inhoud, die enigszins magisch is. Het was verboden om over een zak heen te stappen, omdat dan er dan de kans bestond dat de geslachtsdelen aangetast zouden worden. Zonder toestemming iets nemen uit de sirihzak van iemand anders, kon de kracht die aan de inhoud van de zak wordt toegeschreven, verminderen.
Kaudern (1944: 175) noemt de sirihzak Batutu.
Vrouwen en priesters waren verantwoordelijk voor het bewerken van de boombast en het versieren van de zakken. De versieringen werden gemaakt door het materiaal te beschilderen, daarnaast werden er ook motieven aangebracht met behulp van stempels.
Tot aan het begin van de twintigste eeuw werden kleding en accesoires van boombast als alledaagse (onversierd) en ceremoniële (versierd) kleding gedragen. Door onder andere de introductie van geweven doeken raakte boombastkleding in onbruik. In het begin van de twintigste eeuw werden versierde boombastkleding en accesoires nog wel gedragen tijdens ceremoniën.
TM-2160-274 IJZEREN PINANGSCHAAR IN DE VORM VAN EEN HAAN Notenkraker nan
RV-550-14 Werpspeer? werpspeer ? nan
RV-1926-124 SIRIHZAK sirihtas De sirihzak werd gebruikt om sirih-vruchten, pinangnoten, gambir en kalk in te bewaren. Wanneer men de sirihzak meeneemt, dan draagt men de zak meestal bij zich in een draagsarong. In Bada werd de zak niet alleen gemaakt voor persoonlijk gebruik, maar ook voor verkoop. De sirih, pinang en gambir werden los in de zak bewaard; hoewel men ze soms in een mandje stopt. De kalk werd bewaard in een kokertje of busje. Naast de benodigheden voor een sirih-pinang pruim werden er ook zaken als tabak en een vuursteen in bewaard.
Een sirihzak was een gebruikelijk cadeau, dat een meisje voor haar geliefde maakt.
De sirihzak werd geopend wanneer men thuis een gast ontvangt. Wanneer men onderweg is en een bekende ontmoet, dan werd er vaak een sirih-pinang pruim aangeboden en gekauwd. Het aanbieden van de pruim bestempelde de vriendschap. Rond de sirihzak bestaan ook een paar taboes, die te maken hebben met de inhoud, die enigszins magisch is. Het was verboden om over een zak heen te stappen, omdat dan er dan de kans bestond dat de geslachtsdelen aangetast zouden worden. Zonder toestemming iets nemen uit de sirihzak van iemand anders, kon de kracht die aan de inhoud van de zak wordt toegeschreven, verminderen.
Kaudern (1944: 175) noemt de sirihzak Batutu.
Vrouwen en priesters waren verantwoordelijk voor het bewerken van de boombast en het versieren van de zakken. De versieringen werden gemaakt door het materiaal te beschilderen, daarnaast werden er ook motieven aangebracht met behulp van stempels.
Tot aan het begin van de twintigste eeuw werden kleding en accesoires van boombast als alledaagse (onversierd) en ceremoniële (versierd) kleding gedragen. Door onder andere de introductie van geweven doeken raakte boombastkleding in onbruik. In het begin van de twintigste eeuw werden versierde boombastkleding en accesoires nog wel gedragen tijdens ceremoniën.
RV-929-724 AMULET amulet De amuletten, aan een touwtje om de hals gedragen, hangen op borst of rug en moeten de mannen zowel moedig maken bij aanvallen, als bescherming verlenen tegen allerlei onheil. Zij worden ook wel door jongemannen op de rug gedragen, als tovermiddel om een of ander meisje aan te trekken. Aan enkele amuletten zijn stukjes hout of worteltjes vastgemaakt; bij tochten tegen de vijand wordt hiervan iets afgeschraapt en het schraapsel samen met sirih gekauwd. Ook steekt men verkoolt men een uiteinde van de toverhoutjes en eet iets van het verbrande gedeelte op; soms tot afwering van regen bij het ten strijde trekken. De uitgesneden amuletten doen alleen dienst, als er een ondermening of rooftocht op touw wordt gezet; zij worden telkens op nieuw ingewijd door bestrijking met gekauwde pinang, sirih en kalk. De drager van het amulet moet hetzelfde ritueel ondergaan, waarbij vooral het voorhoofd met het mengsel wordt ingesmeerd. Raakt de drager toch gewond, dan wordt wat van het toverhoutje geschraapt en hem dat ingegeven om de dood te verhoeden. De amuletten zijn zelden of nooit beeltenissen van overledenen; de insnijdingen zijn louter versieringen. Tussen het hout en het omwindsel bevindt zich een of ander onheilafwerend middel, dat soms ook aan het voorwerp hangt. Elk gezin vervaardigt de amuletten van een soort hout, die bij overlevering heet aan dat gezin geluk te brengen. Eenzelfde gezin zal nooit een amulet, al of niet versierd, van een andere houtsoort bezitten.
RV-929-726 AMULET amulet De amuletten, aan een touwtje om de hals gedragen, hangen op borst of rug en moeten de mannen zowel moedig maken bij aanvallen, als bescherming verlenen tegen allerlei onheil. Zij worden ook wel door jongemannen op de rug gedragen, als tovermiddel om een of ander meisje aan te trekken. Aan enkele amuletten zijn stukjes hout of worteltjes vastgemaakt; bij tochten tegen de vijand wordt hiervan iets afgeschraapt en het schraapsel samen met sirih gekauwd. Ook steekt men verkoolt men een uiteinde van de toverhoutjes en eet iets van het verbrande gedeelte op; soms tot afwering van regen bij het ten strijde trekken. De uitgesneden amuletten doen alleen dienst, als er een ondermening of rooftocht op touw wordt gezet; zij worden telkens op nieuw ingewijd door bestrijking met gekauwde pinang, sirih en kalk. De drager van het amulet moet hetzelfde ritueel ondergaan, waarbij vooral het voorhoofd met het mengsel wordt ingesmeerd. Raakt de drager toch gewond, dan wordt wat van het toverhoutje geschraapt en hem dat ingegeven om de dood te verhoeden. De amuletten zijn zelden of nooit beeltenissen van overledenen; de insnijdingen zijn louter versieringen. Tussen het hout en het omwindsel bevindt zich een of ander onheilafwerend middel, dat soms ook aan het voorwerp hangt. Elk gezin vervaardigt de amuletten van een soort hout, die bij overlevering heet aan dat gezin geluk te brengen. Eenzelfde gezin zal nooit een amulet, al of niet versierd, van een andere houtsoort bezitten.
TM-33007177 HET KEK LOK SI TEMPELCOMPLEX BIJ AIR HITAM, PENANG Foto nan
7082-nf-1375-69 nan Foto Foto, zwart/wit, vierkant, gekarteld, los opgeborgen in doorzichtig vel.
Op achterkant staat in inkt genummerd: 69
In bijgeleverde tekst: 69. Ajam Ajaman, te Soengei Pinang door jongens gevangen -VIII-'33
Opname toont een vogel, (water)hoenachtige. Het dier staat op een balk, met een touw om een poot, niet vrij dus.
N.B.: Aangenomen is dat de geografische herkomst van deze foto de regio Palembang is.
RV-A177-2-671 TEMPEL Foto Deze foto is mogelijk gemaakt op de Gunung Penanggungan.
TM-0-285f ACHTHOEKIG POTJE ZONDER DEKSEL VAN EEN MESSING SIRIHSTEL Sirihstel (onderdeel) Dit potje is voor het bewaren van pinangnoten (djambé).
Een sirihstel bestaat uit een bak met daarin diverse potjes. Deze potjes zijn bestemd voor het opbergen en bewaren van de ingrediënten die nodig zijn voor het bereiden van de sirih-pruim (genotsmiddel). Alvorens het sirihpruim te bereiden stalt men alle potjes met ingrediënten op het deksel uit, terwijl dit deksel op de bak ligt.
TM-2160-182d POTJE ZONDER DEKSEL VAN EEN MESSING SIRIHSTEL Sirihstel (onderdeel) Dit potje is voor het bewaren van pinangnoten (djambé).
Een sirihstel bestaat uit een bak met daarin diverse potjes. Deze potjes zijn bestemd voor het opbergen en bewaren van de ingrediënten die nodig zijn voor het bereiden van de sirih-pruim (genotsmiddel). Alvorens het sirihpruim te bereiden stalt men alle potjes met ingrediënten op het deksel uit, terwijl dit deksel op de bak ligt.
RV-A77-38 "ATJEHSE PRECIOSA, O.A. KETTING, GORDEL, PINANGSCHAAR, SCHAAMPLAATJE, RINGEN. COLLECTIE VELTMAN" Foto nan
RV-1241-243 KALKDOOS kalkdoos Het kauwen van sirih (Piper betle) en pinang (Areca catechu) is op Damar, evenals elders in de Indonesische archipel, een oude gewoonte. Bij het nuttigen van de sirih (waarvan in de Zuidoost-Molukken niet de bladeren maar de vruchten worden gebruikt) wordt deze gewoonlijk in wat kalk gedoopt. In of bij de sirih-mand is daarom altijd een doosje of kokertje met kalk te vinden. De kalk verkrijgt men in de regel van gebrande schelpen.
RV-3600-5021 Pinangdoos pinangdoos nan
WM-6820 nan pinangschaar [DE] geometrische figuren (o.a. swastika (banji) & driehoek
[VO] mythologisch dier : leeuw : gevleugelde Singa (met
woest wapperende manen
TM-30031845 WINKELSTRAAT IN PENANG Foto nan
RV-370-5 AMULET amulet Rond houten staafje, het boveneinde tot een hurkend beeldje met zeer groot hoofd en zuilvormig hoofddeksel gefatsoeneerd, de handen onder de kin, hurkend op een uitgesneden plateau en voor zich een lang schild.
De amuletten, aan een touwtje om de hals gedragen, hangen op borst of rug en moeten de mannen zowel moedig maken bij aanvallen, als bescherming verlenen tegen allerlei onheil. Zij worden ook wel door jongemannen op de rug gedragen, als tovermiddel om een of ander meisje aan te trekken. Aan enkele amuletten zijn stukjes hout of worteltjes vastgemaakt; bij tochten tegen de vijand wordt hiervan iets afgeschraapt en het schraapsel samen met sirih gekauwd. Ook steekt men verkoolt men een uiteinde van de toverhoutjes en eet iets van het verbrande gedeelte op; soms tot afwering van regen bij het ten strijde trekken. De uitgesneden amuletten doen alleen dienst, als er een ondermening of rooftocht op touw wordt gezet; zij worden telkens op nieuw ingewijd door bestrijking met gekauwde pinang, sirih en kalk. De drager van het amulet moet hetzelfde ritueel ondergaan, waarbij vooral het voorhoofd met het mengsel wordt ingesmeerd. Raakt de drager toch gewond, dan wordt wat van het toverhoutje geschraapt en hem dat ingegeven om de dood te verhoeden. De amuletten zijn zelden of nooit beeltenissen van overledenen; de insnijdingen zijn louter versieringen. Tussen het hout en het omwindsel bevindt zich een of ander onheilafwerend middel, dat soms ook aan het voorwerp hangt. Elk gezin vervaardigt de amuletten van een soort hout, die bij overlevering heet aan dat gezin geluk te brengen. Eenzelfde gezin zal nooit een amulet, al of niet versierd, van een andere houtsoort bezitten.
TM-60042169 TIN OP BANGKA. VOOR DE OORLOG WERD OP HET EILAND OOK TINERTS GESMOLTEN, DOCH SINDS DE JAPANNERS HET SMELTBEDRIJF IN ONBRUIKBARE STAAT ACHTERGELATEN HEBBEN IS HET GOEDKOPER HET TINERTS ELDERS IN GROOTE SMELTERIJEN TE SMELTEN. DIT GEBEURT IN ARNHEM (REEDS VOOR DE OORLOG) EN IN TEXAS, WAAR DE AMERIKANEN TIJDENS DE OORLOG UIT STRATEGISCHE OVERWEGINGEN EEN GROTE SMELTERIJ STICHTTEN. DE VRIJWEL ONBRUIKBARE SMELTERIJ TE PANKAL PINANG. Foto Banka tinwinningsbedrijf. Het tinerts, het voornaamste product van het eiland Banka, wordt vrijwel overal verspreid over het eiland gevonden en sinds ruim een eeuw gewonnen door de "Banka Tinwinning" (kortweg B.T.W.), een Gouvernementsbedrijf. Het komt voor in de vorm van kleine, bijna zuivere korreltjes cassiteriet, d.i. tinoxijde, die in voorhistorische tijden door erosie uit het oorspronkelijke moedergesteente weggesoeld zijn en weer afgezet op de bodem van oude waterloopen. Daar het erts zwaarder is dan de bijkomstige weggesoelde materialen (s.g. erts ruim 6 tegen s.g. zand 2,5) Heeft reeds vroeger een selectie plaats gehad bij de afzetting en beperkt het voorkomen zich min of meer tot bepaalde lagen, welis waar in vrij geringe percentages (men rekent hier met tiende procenten), doch waaruit men toch loonend het erts kan winnen, doordat het betrekkelijk eenvoudig is de nagenoeg zuivere losse korrels cassiteriet van het bijkomstige materiaal te scheiden. Dit in tegenstelling met andere tingebieden, waar het erts wel in veel grootere kristallen voorkomt, doch dan vast in het moedergesteente, waaruit het veel moeilijker te verwijderen is. De wijze van voorkomen bepaalt ook de eigenaardige werkwijze van de tinwinningsbedrijven op Banka en Biliton, waarbij baggermogens, pompen en water de hoofdrollen spelen.
Alvorens tot ertswinning over te kunnen gaan dient eerst wastgesteld te worden waar, hoe diep, en in welke concentratie zich ertslagen bevinden. Daarvoor heeft men een dienst die voortdurend bezig is met boorproeven en die de boorresultaten in kaart brengt. Boren doet men natuurlijk daar, waar de geologische gesteld der bodem aanleiding geeft tot het vermoeden dat ertslagen aanwezig zijn. De dienst zorgt ervoor, dat zij altijd met zekerheid de aanwezigheid van zooveel tinerts vaststelt, als het bedrijf in 5 jaar tijds kan verwerken, d.i. de "werkelijke ertsreserve". Voorts kan zij aan de hand der geologische - en boorgegevens de vermoedelijke hoeveelheid voor 10 jaren exploitatie aangeven, d.i. de "waarschijnlijke" ertsreserve.
RV-370-852 Pinangschaar pinangschaar Pinangschaar in de vorm van een paardenkop.
RV-2979-3 AMULET amulet Zijnde een stokje met de bast er nog om, waaruit een korwarachtig figuurtje omhoog komt. Het gezicht vertoont de rechte ankerneus, de mond ontbreekt. Armen en benen zijn en reliëf uitgebeeld en lopen uit in rankenornamenten. Onder het hoofd bevindt zich een transversale doorboring, waardoor een koordje is gehaald. Hieraan is aan weerszijden van het figuurtje een grote, witte kraal geregen.
De amuletten, aan een touwtje om de hals gedragen, hangen op borst of rug en moeten de mannen zowel moedig maken bij aanvallen, als bescherming verlenen tegen allerlei onheil. Zij worden ook wel door jongemannen op de rug gedragen, als tovermiddel om een of ander meisje aan te trekken. Aan enkele amuletten zijn stukjes hout of worteltjes vastgemaakt; bij tochten tegen de vijand wordt hiervan iets afgeschraapt en het schraapsel samen met sirih gekauwd. Ook steekt men verkoolt men een uiteinde van de toverhoutjes en eet iets van het verbrande gedeelte op; soms tot afwering van regen bij het ten strijde trekken. De uitgesneden amuletten doen alleen dienst, als er een ondermening of rooftocht op touw wordt gezet; zij worden telkens op nieuw ingewijd door bestrijking met gekauwde pinang, sirih en kalk. De drager van het amulet moet hetzelfde ritueel ondergaan, waarbij vooral het voorhoofd met het mengsel wordt ingesmeerd. Raakt de drager toch gewond, dan wordt wat van het toverhoutje geschraapt en hem dat ingegeven om de dood te verhoeden. De amuletten zijn zelden of nooit beeltenissen van overledenen; de insnijdingen zijn louter versieringen. Tussen het hout en het omwindsel bevindt zich een of ander onheilafwerend middel, dat soms ook aan het voorwerp hangt. Elk gezin vervaardigt de amuletten van een soort hout, die bij overlevering heet aan dat gezin geluk te brengen. Eenzelfde gezin zal nooit een amulet, al of niet versierd, van een andere houtsoort bezitten.
TM-1635-17 PINANGSCHAAR IN DE VORM VAN EEN PAARD Notenkraker Het lijf versierd met het Balinese Banji motief.
WM-1381 nan sirihstel [VO] rond
1a = doos : pakinangan sagagraggan (= sirihdoos met
toebehoren)
([ST] voet & bovenrand & ringen)
1b = deksel
([ST] bovenrand & staaf)
2a-3a = pot voor tabak en gambir : cepuk
([ST] voet)
2b-3b = deksel
4a = pot voor tabak en gambir : cepuk
4b = deksel
5 = pinangschaal voor pinangnoot : ceneng
([ST] voet & bovenrand & ring)
6 = kalkvat
([ST] bovenrand & ring)
TM-29-9e POTJE ZONDER DEKSEL VAN EEN MESSING SIRIHSTEL Sirihstel (onderdeel) Dit potje is voor het bewaren van gambir of pinangnoten(djambé).
Een sirihstel bestaat uit een bak met daarin diverse potjes. Deze potjes zijn bestemd voor het opbergen en bewaren van de ingrediënten die nodig zijn voor het bereiden van de sirih-pruim (genotsmiddel). Alvorens het sirihpruim te bereiden stalt men alle potjes met ingrediënten op het deksel uit, terwijl dit deksel op de bak ligt.
RV-1900-363 Lans lans nan
WM-16101 PINANGSCHAAR pinangschaar [VO] dier : paard (hoofd) met pluimen
RV-1926-121 SIRIHZAK sirihtas De sirihzak werd gebruikt om sirih-vruchten, pinangnoten, gambir en kalk in te bewaren. Wanneer men de sirihzak meeneemt, dan draagt men de zak meestal bij zich in een draagsarong. In Bada werd de zak niet alleen gemaakt voor persoonlijk gebruik, maar ook voor verkoop. De sirih, pinang en gambir werden los in de zak bewaard; hoewel men ze soms in een mandje stopt. De kalk werd bewaard in een kokertje of busje. Naast de benodigheden voor een sirih-pinang pruim werden er ook zaken als tabak en een vuursteen in bewaard.
Een sirihzak was een gebruikelijk cadeau, dat een meisje voor haar geliefde maakt.
De sirihzak werd geopend wanneer men thuis een gast ontvangt. Wanneer men onderweg is en een bekende ontmoet, dan werd er vaak een sirih-pinang pruim aangeboden en gekauwd. Het aanbieden van de pruim bestempelde de vriendschap. Rond de sirihzak bestaan ook een paar taboes, die te maken hebben met de inhoud, die enigszins magisch is. Het was verboden om over een zak heen te stappen, omdat dan er dan de kans bestond dat de geslachtsdelen aangetast zouden worden. Zonder toestemming iets nemen uit de sirihzak van iemand anders, kon de kracht die aan de inhoud van de zak wordt toegeschreven, verminderen.
Kaudern (1944: 175) noemt de sirihzak Batutu.
Vrouwen en priesters waren verantwoordelijk voor het bewerken van de boombast en het versieren van de zakken. De versieringen werden gemaakt door het materiaal te beschilderen, daarnaast werden er ook motieven aangebracht met behulp van stempels.
Tot aan het begin van de twintigste eeuw werden kleding en accesoires van boombast als alledaagse (onversierd) en ceremoniële (versierd) kleding gedragen. Door onder andere de introductie van geweven doeken raakte boombastkleding in onbruik. In het begin van de twintigste eeuw werden versierde boombastkleding en accesoires nog wel gedragen tijdens ceremoniën.
TM-10025081 TOCHT PER AUTO NAAR HET TOBAMEER DOOR EEN GEZELSCHAP ONDER WIE J.T. CREMER glasnegatief In 1907 bracht J.T. Cremer een bezoek aan Nederlands-Indië, waar hij Deli, Atjeh en Buitenzorg bezocht. Tijdens dat bezoek maakt hij onder meer met J. van Vollenhoven, de hoofadministrateur van de Deli Maatschappij, een uitstapje naar het Tobameer. Met twee auto’s van het merk Spyker vertrok men op 28 februari vanaf de woning van Van Vollenhoven aan de Delilaan in Medan. Op de foto wordt een rivier overgestoken. 3 maart keerde men weer terug in Medan. Met als kop "Per auto naar de Hoogvlakte van Sumatra" verscheen op 16 maart 1907 het volgende verslag van die tocht in de krant Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië:
"De Sum. Post bevat een zeer interessant verslag van een tocht per auto naar de Bataksche hoogvlakte. Wij ontleenen aan het reisverbaal het volgende: „Geen ongeduldig in den morgennevel snuivende rossen, geen getrappel, zweepgeklap of nerveus heen en weer geloop van syces en bedienden, sjouwend met koffers of mondvoorraad, zooals men allicht zou denken dat een tocht naar het bijna 100 kilometer verwijderde bergland zoude kunnen teweegbrengen. Slechts twee „up to date" Spijker-auto's van voldoende capaciteit, gemakkelijk voor „long distance"-transport van passagiers ingericht, kwamen à la minute de reizigers na het ontbijt in de Deli-laan afhalen en toen ging het voort, met de voor automobilisten zoo aangename gewaarwording, flink op te schieten zonder er veel van te merken. Zoo snorde men Padang Boelan voorbij en ging over Kelahoen Penang, boven-Arnhemia en de bovenafdeelingen van St. Cyr naar Bandar Bahroe. Het reisgezelschap was, zooals gezegd, verdeeld over twee auto's. Dat deze twee met vrij wat meer buitennissigheden kennis maakten dan gemeenlijk zich op den Leidschen weg via den Deyl naar Leiden voordoen, zal wel een ieder begrijpen en blijkt al dadelijk uit het verdere reisverhaal. Aan de Petani gekomen, een frisch stroomend riviertje, ging men daar zonder bedenken door heen, al was er ook geen brug te zien. Heerlijk spatte het water uiteen, toen zich de eerste der twee auto's „te water" begaf, en voor men zich eigenlijk rekenschap gaf van wat er gebeurde, hoe de knalpot siste en het water werd opgestuwd als ging er een mailboot door de Petani, was men alweer op het droge en vervolgde de gewillige motor even geheimzinnig brommend als voorheen zijn vereischt toerental in de minuut. Steeds werd de weg nu interessanter. Was men even tevoren door de Soengei geplonst en waren zelfs de assen daarbij niet boven water gebleven, nu kwam het droge element zijn bezwaren in den weg leggen. Langs wegen waar aan de eene zijde een 50 meter diepe afgrond gaapte en aan de andere zijde een steil opgaande uitgraving als uitzicht en hoop op eventueel „houvast" benam, gingen de twee auto's met een overblijvend grondstukje van nauwelijks 30 c.M. aan elke zijde der wiel-indrukken kalm verder, met een genoegelijk gerommel van het tandraderwerk, als eens eene andere versnelling van wege steilere gedeelten moest worden ingeschakeld.
Vooral na Sembahé, even voor men Siboelangit bereikte, zag men sterke afgravingen en daar was het, dat een der auto's, gelukkig in voorzichtig tempo rijdend, plots met de voorwielen door een hulpbrug zakte. Dit had natuurlijk oponthoud tengevolge, maar de heeren hielpen allen flink mede en zoo was het voertuig binnen niet al te lang tijdsverloop weer vrij gemaakt en werd de tocht voortgezet. Na al die kleine strubbelingen was men toch reeds om even over elven op Bandar Bahroe. Dat was den 28en Februari. Nog dienzelfden dag werd met een der auto's, bij wijze van proeftocht, getracht de direct na Bandar Bahroe beginnende helling te nemen en men slaagde aanvankelijk uitmuntend. Spoedig echter werkte men zich vast in den modder. De weg gaat hier geheel door oud bosch en nauwelijks dringt een zonnestraaltje door om de natte plakken op den weg behoorlijk weer te drogen. In deze chocolade-brei liep dus de motor vast... vast als een muur, zonder dat er zelfs beweging meer in was te krijgen. Men moest dus den wagen verlaten en te voet naar Bandar Bahroe terug keeren. Den volgenden dag zou het echter beter gaan.
Vrijdag 1 Maart. Het weder liet zich vrij gunstig aanzien, hoewel het veel geregend had en daardoor de grond doorweekt was. Men besloot de andere auto zoo min mogelijk te belasten en zoo vertrok men, de dames vooruit in draagstoelen, tot men de zwaarste wegstukken gepasseerd was, waarbij 40 koelies te pas kwamen, die eveneens de andere auto uit den modder werkten. Deze laatste ging toen naar Bandar Bahroe terug. Dat ging prachtig. Zoodoende maakten toen al de reizigers, zeven in getal, in één auto den tocht naar Teunglé, op het plateau. Men was 7 uur 's morgens van Bandar Bahroe vertrokken en om negen uur ongeveer op Teunglé. Na een uurtje pleisteren werd de tocht voortgezet, doch reeds dreigden zware wolkgevaarten met regen, die dan ook niet naliet zich uit te storten, toen men Boenoe Raya had bereikt. Van doorgaan was geen quaestie. Het water viel met bakken uit den hemel en in allerijl werd dus voor logies gezorgd. Ook de auto moest een onderdak hebben en spoedig werd hoog in 't Batak-gebergte onder leiding van den heer H. M. een provisorische „Garage Verwey & Lugard", als zoodanig op een photo vereeuwigd, in elkaar gezet, alwaar de „Spijker" knusjesdroog kon worden opgeborgen. Naast de mooie „kareta setan" stonden toen broederlijk onder 't zelfde dak nog twee „kareta sewah's." 't Was een koude nacht.
Zaterdag 2 Maart. Gelukkig stelde beter weer op den volgenden morgen het gezelschap in staat een wandeling te maken en werd mevrouw v. d. Berg te Kaban Djahé met een bezoek verrast. De zendeling zelf was op tournee. Weer op Boenoe Raya teruggekeerd, werd toen het laatste einde van den tocht te 11 uur ondernomen en in iets meer dan een half uur bereikte men Gringging, waar de weg letterlijk eindigt en slechts op een voetpad de reis kan worden voortgezet. Eerst nam men hier een landelijk dejeuner tot zich en daarna ging het per pedes apostolorum verder door de vlakte, door diepe ravijnen doorsneden. Heel ver was men nu niet meer van het einddoel en in 2 1/2 uur zag men voor 't eerst van een der hoogten iets van het Toba-meer. Men was aan den voet van den Piso Piso en van de helling had men toen een onvergetelijken overblik over 't zoo aantrekkelijk meer. Men ziet hier het deel daarvan in al zijn grootschheid en natuur-overweldiging. Kiekjes werden dan ook direct genomen. Zoo was dan het doel van den tocht bereikt en ieder was uitermate tevreden over den goeden afloop. Wel herinnerde men zich nog enkele spannende momenten, waarbij zelfs levensquaesties niet geheel buitengesloten waren, b.v. op het zwakke bamboebruggetje over den Lau Biang, dat doorzwiepte en kraakte toen de Spijker er zich met één passagier op waagde... brrr, doch dat zijn zoo juist de attracties van het automobilisme; ze kruiden de reisindrukken met onvergetelijke momenten.
De wandeltocht terug leverde geen bizondere incidenten en men was tegen zonsondergang weer op Boenoe Raya. Daar waren toen door de Batakkers eenige voorbereidingen getroffen en 's avonds werd het gezelschap een Tandak-partij aangeboden, waar Mata Hari nog een lesje had kunnen nemen. Wel... er was een dochter van 't verre Batakland te zien, die het zeker in schoonheid van haar won, al had ze de gratie slechts van moeder natuur en... overlevering. Bij die gelegenheid verscheen ook een deputatie uit Lingga en overhandigde mevr. Cremer het zeer geapprecieerde Batak-geschenk: de kip en de rijst.
Des anderen daags (dus Zondag 3 Maart) was het prachtig weer. Om half negen steeg men in de auto en was om 12 uur te Bandar Bahroe. Bij de heldere lucht genoot men daar nog van een verrukkelijk uitzicht over geheel Deli en noode scheidde men na de rijsttafel van dit schoone plekje, om weer de lagere landen op te gaan zoeken. Om half twee werd de terugtocht aanvaard en tegen vijf uur was men weer in de hoofdstad terug, na veel genot met weinig vermoeienis, veel aardige emoties en weinig tijdverlies - het levensbeeld van menig gelukkig sterveling op dit ondermaansche."
TM-16-279 KALKKALEBAS Kalkkalebas Kleine peervormige kalebas, met als stop een propje opgerolde pinangbladeren. Nog gedeeltelijk met kalk gevuld. Ongeveer op 1/3 hoogte een band met ingebrande versieringen, concentrische cirkels en driehoeken.
RV-1935-121 KALKDOOS kalkdoos Het kauwen van sirih (Piper betle) en pinang (Areca catechu) is op Tanimbar, evenals elders in de Indonesische archipel, een oude gewoonte. Hoewel op Tanimbar zowel de bladeren als de vruchten van de sirih-plant worden gebruikt, snijdt men gewoonlijk met een mes een stukje pinang-noot af, wikkelt dit in een sirih-blad, om het geheel vervolgens als pruim in de mond te steken. De pruim wordt op smaak gebracht door een vinger in wat kalk te dopen en af te strijken aan het sirih-blad. In of bij het sirih-mandje is daarom altijd een doosje of kokertje met kalk te vinden. De kalk verkrijgt men in de regel van gebrand koraal.
WM-19658 nan wateremmer [ST] hengsel
WM-904254 nan Foto nan
TM-33001996 DRIE MANNEN, ZITTEND VOOR EEN WONING TE PANGKAL PINANG Foto nan
RV-1971-1520 AMULET amulet Amulet van vuilgeel hout gesneden in een zittend mensfiguur met opgetrokken knieën op een 0,4 cm hoog achtzijdig voetstuk. Hoofd met korte, brede pijlvormige neus en ruw aangegeven mond, oren en ogen. Op de schedel een knop, door een groef daarvan gescheiden in een zeszijdige afgeknotte pyramide, onder het hoofd ruw aangegeven rug met zitvlak,armen en benen, terwijl tussen hoofd en knieën een doorlopen gaatje is aangebracht. Het onderstuk is van de schors ontdane krom rond houtje.
De amuletten, aan een touwtje om de hals gedragen, hangen op borst of rug en moeten de mannen zowel moedig maken bij aanvallen, als bescherming verlenen tegen allerlei onheil. Zij worden ook wel door jongemannen op de rug gedragen, als tovermiddel om een of ander meisje aan te trekken. Aan enkele amuletten zijn stukjes hout of worteltjes vastgemaakt; bij tochten tegen de vijand wordt hiervan iets afgeschraapt en het schraapsel samen met sirih gekauwd. Ook steekt men verkoolt men een uiteinde van de toverhoutjes en eet iets van het verbrande gedeelte op; soms tot afwering van regen bij het ten strijde trekken. De uitgesneden amuletten doen alleen dienst, als er een ondermening of rooftocht op touw wordt gezet; zij worden telkens op nieuw ingewijd door bestrijking met gekauwde pinang, sirih en kalk. De drager van het amulet moet hetzelfde ritueel ondergaan, waarbij vooral het voorhoofd met het mengsel wordt ingesmeerd. Raakt de drager toch gewond, dan wordt wat van het toverhoutje geschraapt en hem dat ingegeven om de dood te verhoeden. De amuletten zijn zelden of nooit beeltenissen van overledenen; de insnijdingen zijn louter versieringen. Tussen het hout en het omwindsel bevindt zich een of ander onheilafwerend middel, dat soms ook aan het voorwerp hangt. Elk gezin vervaardigt de amuletten van een soort hout, die bij overlevering heet aan dat gezin geluk te brengen. Eenzelfde gezin zal nooit een amulet, al of niet versierd, van een andere houtsoort bezitten.
TM-60036167 PINANG Foto nan
TM-60062677 OVERZICHT OVER PULAU PINANG, DE ZEESTRAAT EN HET LAND DAARACHTER Foto nan
WM-303166 nan Munt Sumatra Poeloe- Pinang Qing Feng Ming Ri
TM-1585-102e POT VAN MESSING, ONDERDEEL VAN EEN ACHTDELIG SIRIHSTEL Sirihstel (onderdeel) De pot is bestemd voor het bewaren van de pinangnoot.
RV-929-735 AMULET amulet De amuletten, aan een touwtje om de hals gedragen, hangen op borst of rug en moeten de mannen zowel moedig maken bij aanvallen, als bescherming verlenen tegen allerlei onheil. Zij worden ook wel door jongemannen op de rug gedragen, als tovermiddel om een of ander meisje aan te trekken. Aan enkele amuletten zijn stukjes hout of worteltjes vastgemaakt; bij tochten tegen de vijand wordt hiervan iets afgeschraapt en het schraapsel samen met sirih gekauwd. Ook steekt men verkoolt men een uiteinde van de toverhoutjes en eet iets van het verbrande gedeelte op; soms tot afwering van regen bij het ten strijde trekken. De uitgesneden amuletten doen alleen dienst, als er een ondermening of rooftocht op touw wordt gezet; zij worden telkens op nieuw ingewijd door bestrijking met gekauwde pinang, sirih en kalk. De drager van het amulet moet hetzelfde ritueel ondergaan, waarbij vooral het voorhoofd met het mengsel wordt ingesmeerd. Raakt de drager toch gewond, dan wordt wat van het toverhoutje geschraapt en hem dat ingegeven om de dood te verhoeden. De amuletten zijn zelden of nooit beeltenissen van overledenen; de insnijdingen zijn louter versieringen. Tussen het hout en het omwindsel bevindt zich een of ander onheilafwerend middel, dat soms ook aan het voorwerp hangt. Elk gezin vervaardigt de amuletten van een soort hout, die bij overlevering heet aan dat gezin geluk te brengen. Eenzelfde gezin zal nooit een amulet, al of niet versierd, van een andere houtsoort bezitten.
RV-370-3900 AMULET amulet Rond houten staafje, waarvan het boveneind tot een half staand half zittend beeldje met groot hoofd en zuilvormig hoofddeksel is gefatsoeneerd. De ellebogen rusten op een staand besneden schild. Het achterwerk rust op een opstandje. De dwarse strepen over het schild en de lippen zijn rood gekleurd.
De amuletten, aan een touwtje om de hals gedragen, hangen op borst of rug en moeten de mannen zowel moedig maken bij aanvallen, als bescherming verlenen tegen allerlei onheil. Zij worden ook wel door jongemannen op de rug gedragen, als tovermiddel om een of ander meisje aan te trekken. Aan enkele amuletten zijn stukjes hout of worteltjes vastgemaakt; bij tochten tegen de vijand wordt hiervan iets afgeschraapt en het schraapsel samen met sirih gekauwd. Ook steekt men verkoolt men een uiteinde van de toverhoutjes en eet iets van het verbrande gedeelte op; soms tot afwering van regen bij het ten strijde trekken. De uitgesneden amuletten doen alleen dienst, als er een ondermening of rooftocht op touw wordt gezet; zij worden telkens op nieuw ingewijd door bestrijking met gekauwde pinang, sirih en kalk. De drager van het amulet moet hetzelfde ritueel ondergaan, waarbij vooral het voorhoofd met het mengsel wordt ingesmeerd. Raakt de drager toch gewond, dan wordt wat van het toverhoutje geschraapt en hem dat ingegeven om de dood te verhoeden. De amuletten zijn zelden of nooit beeltenissen van overledenen; de insnijdingen zijn louter versieringen. Tussen het hout en het omwindsel bevindt zich een of ander onheilafwerend middel, dat soms ook aan het voorwerp hangt. Elk gezin vervaardigt de amuletten van een soort hout, die bij overlevering heet aan dat gezin geluk te brengen. Eenzelfde gezin zal nooit een amulet, al of niet versierd, van een andere houtsoort bezitten.
TM-ALB-0087-2 GEZICHT OP HOTEL PRIGEN EN DE GUNUNG PENANGGUNGAN Foto nan
WM-19348 nan pinangmes & schede nan
RV-4905-56 nan pinangschaar Schaar in de vorm van een vogel.
TM-5129-10a SIRIHTAS MET BINNENTAS Sirihtas Een sirihtas, ookwel sirihzak of pinangtas, voor een vrouw van middelbare leeftijd met kinderen.
RV-A177-2-617 CANDI KENDALISODO Foto Candi Kendalisodo, Gunung Penanggungan.
RV-553-6 Bromhout bromhout / snorrebot nan
TM-10012190 LAAN MET PINANGBOMEN OF ARECAPALMEN TE OELOE SOENGEI, MARTAPOERA, ZUIDOOST-BORNEO Repronegatief nan
TM-1772-2234 HOUTEN VOOROUDERBEELD Voorouderbeeld Er zijn drie typen beelden te onderscheiden op Leti: voorouderbeelden, beelden van stamouders die verbonden waren met de oorsprong en stichting van de afstammingsgroepen en beelden van hemel en aarde voorgesteld respectievelijk als man en vrouw.
Onderhavig beeld is een voorouder. Men is er van overtuigd dat iemands "schaduwbeeld" na de dood voortbestaat. Aangenomen wordt dat deze na het overlijden nog enkele dagen rondzwerft in de woonplaats en vervolgens vertrekt naar een dodendorp, gesitueerd op een onbewoond eiland, een rif of een kaap, niet ver van de wereld der levenden. Het beeld stelt de nabestaanden in staat in contact te treden met de overledene. Gewoonlijk offerde men sirih, pinang en palmwijn. Tijdens de offerande was de schaduw van de overledene tijdelijk in het beeld aanwezig.
De beelden stonden meestal opgesteld op de huiszolder. De schaduwen werden geacht de huiszolder te bereiken via openingen in de gevel, soms via een speciaal aangebracht luikje.
RV-A177-2-578 TEMPEL OP DE GUNUNG PENANGGUNGAN Foto Deze foto is hoogstwaarschijnlijk gemaakt op de Gunung Penanggungan.
RV-1456-67 SARONG sarong Tot aan het begin van de twintigste eeuw werd een sarong van boombast voor verschillende doeleinden gebruikt. Volgens Kaudern (1944: 190) is de algemene naam voor sarong 'kumu'. Een sarong werd onder andere gebruikt als laken om in te slapen. Een sarong werd ook gebruikt als draagdoek. Adriani en Kruyt (1901: 146) noemen deze doeken 'pauba'. De derde toepassing van de sarong was de sarong als rok, gedragen op feestelijke gelegenheden en in het dagelijks leven. Deze sarong heet 'topi' en werd uitsluitend door vrouwen gedragen. Wanneer deze sarong werd gedragen door vrouwen op feestelijke gelegenheden heet het kledingstuk 'saludende'. De 'saludende' werd niet gedragen als rok, maar als sjerp over de schouder. De 'pauba' werd het meest gebruikt door mannen. Over het algemeen droegen vrouwen zaken als sirih-pinang in een mand. Kinderen werden door vrouwen wel in een draagsarong gedragen. Het is erg moeilijk om na te gaan om wat voor een soort sarong het hier gaat.
Vrouwen en priesters waren verantwoordelijk voor het bewerken van de boombast en het versieren van de doeken. De lap werd aan de uiteinden aan elkaar geklopt, zodat er een koker ontstond. De versieringen werden gemaakt door de doek te beschilderen, daarnaast werden er ook motieven aangebracht met behulp van stempels.
Door onder andere de introductie van geweven doeken raakte boombastkleding in onbruik. Versierde boombastkleding werd in het begin van de twintigste eeuw nog wel gedragen tijdens ceremoniën.
TM-ALB-1165 OMSLAG MET LOSSE FOTOBLADEN VAN SINGAPORE, PENANG, SUMATRA, STADSGEZICHTEN, LANDSCHAPPEN, BATAK Fotoalbum Penang Hill (800 m) was door z'n gunstige klimaat in trek als vakantie oord bij de Europeanen in de omliggende streken. Het eiland Penang, voor de kust van Maleisië, was in Britse handen vanaf 1786.
Nederlanders werkzaam op Sumatra verkozen Penang Hill ook vaak als vakantie bestemming boven de bergen van Java omdat het dichterbij was en boven de koelere gedeeltes van Sumatra omdat daar het toerisme nog niet zo ontwikkeld was.
'The Crag' was zelfs eigendom van een groep Nederlanders. Meer foto's van Penang zijn te vinden in album TM-alb-1733, de vakantiefoto's van Fam. Ponse op Penang Hill. In de 20ste eeuw, toen het reizen goedkoper werd, raakte Penang Hill op de achtergrond.
Penang is quite a small island, and it was a British colony from 1786. On the island, there is Penang Hill, about 800 meters high, with a much cooler climate than at sea level. The Hill quickly became popular among the colonial British as a place to 'retreat' - to escape from the tropical heat and as a place to recover from illness such as malaria.
The Dutch tobacco planters in Sumatra also came to Penang for a time, before there was a 'Hill Resort' in Sumatra (the Sumatra locals didn't like the Dutch, so that was a 2nd reason to go away), also Penang was nearer and cheaper than going to the hills in Java. In fact, a group of Dutch bought 'The Crag' as a holiday / sanatorium. A lot of photos by Mr Ponse seem to have been taken in a visit by him and his family to The Crag.
In the 20th century, travel became cheaper then Penang Hill was less popular; today it is remembered for its heritage / history, and for the many bungalows built on it- some are old, like in TM-60028988, probably built around 1840-1850, and then there are more recent ones from the 1920-1930 period. (Mike Gibby, 2015)
RV-843-5 Duivenfluit Duivenfluitje De fluit wordt aan de staart van duiven bevestigd.
RV-37-220 Lans lans nan
TM-989-13e BOLVORMIG POTJE MET DEKSEL VAN EEN MESSING SIRIHSTEL Sirihstel (onderdeel) Dit potje is voor het bewaren van gambir, pinangnoten of tabak.
Een sirihstel bestaat uit een bak met daarin diverse potjes. Deze potjes zijn bestemd voor het opbergen en bewaren van de ingrediënten die nodig zijn voor het bereiden van de sirih-pruim (genotsmiddel). Alvorens het sirihpruim te bereiden stalt men alle potjes met ingrediënten op het deksel uit, terwijl dit deksel op de bak ligt.
WM-12913 nan pinangschaar [VO] rond (blad)
TM-ALB-1181 PENANG, BURMA, RANGOON; STRAATBEELDEN, LANDSCHAP, TEMPELS Fotoalbum Penang (Thailand), o.a. spoorlijn, landschap, slangentempel; en Burma (vnl.Rangoon), mooie straatbeelden met monikken in tram voor tempel; professionele foto's; ook ansichten.
WM-71958 nan sirihdoos & deksel [KL] naturel & bruin & roodbruin
WM-904253 nan Foto Drukke winkelstraat chin. wijk.
RV-1722-20b SIRIHDOOS sirihdoos Een sirihdoos gemaakt van een platte kalebas, die overtrokken is met vlechtwerk. Het vlechtwerk bestaat uit ongekleurde, zigzagvormig gevlochten lontarbladrepen. De bodem is volgens het drierichtingensysteem gevlochten. De mand is overvlochten met rondgaande randen van gekleurde repen in de kleuren rood en blauw. Het deksel is ook volgens het drierichtingensysteem, van ongekleurde repen, gevlochten. Het deksel is hol aan de bovenzijde met een scherpe rand, die om hoepels is gevlochten en aan de buitenkant rood is. Het deksel rust op de mand. In het onderste deel wordt kalk bewaard en in het deksel de sirihbladen, de pinangnoot en de gambir.
Dit type is voor vrouwen bestemd.
TM-60016065 DE AMSTERDAMSE POORT IN BATAVIA Foto De Amsterdamse Poort oftewel de Pinangpoort in Batavia, naast ijsdepot Buddingh.
WM-3580 nan sirihdoos [ST] poot (4) & 5-vaksindelings & etiketten met tekst
TM-60036163 PINANG Foto nan
TM-60027804 105. PANGKALPINANG. LOGEERGELEGENHEID EN WONINGEN PERSONEEL DER BANKATINWINNING. Foto nan
RV-4254-1 SARONG sarong Tot aan het begin van de twintigste eeuw werd een sarong van boombast voor verschillende doeleinden gebruikt. Volgens Kaudern (1944: 190) is de algemene naam voor sarong 'kumu'. Een sarong werd onder andere gebruikt als laken om in te slapen. Een sarong werd ook gebruikt als draagdoek. Adriani en Kruyt (1901: 146) noemen deze doeken 'pauba'. De derde toepassing van de sarong was de sarong als rok, gedragen op feestelijke gelegenheden en in het dagelijks leven. Deze sarong heet 'topi' en werd uitsluitend door vrouwen gedragen. Wanneer deze sarong werd gedragen door vrouwen op feestelijke gelegenheden heet het kledingstuk 'saludende'. De 'saludende' werd niet gedragen als rok, maar als sjerp over de schouder. De 'pauba' werd het meest gebruikt door mannen. Over het algemeen droegen vrouwen zaken als sirih-pinang in een mand. Kinderen werden door vrouwen wel in een draagsarong gedragen. Het is erg moeilijk om na te gaan om wat voor een soort sarong het hier gaat.
Vrouwen en priesters waren verantwoordelijk voor het bewerken van de boombast en het versieren van de doeken. De lap werd aan de uiteinden aan elkaar geklopt, zodat er een koker ontstond. De versieringen werden gemaakt door de doek te beschilderen, daarnaast werden er ook motieven aangebracht met behulp van stempels.
Door onder andere de introductie van geweven doeken raakte boombastkleding in onbruik. Versierde boombastkleding werd in het begin van de twintigste eeuw nog wel gedragen tijdens ceremoniën.
RV-1935-125 KALKDOOS kalkdoos Het kauwen van sirih (Piper betle) en pinang (Areca catechu) is op Tanimbar, evenals elders in de Indonesische archipel, een oude gewoonte. Hoewel op Tanimbar zowel de bladeren als de vruchten van de sirih-plant worden gebruikt, snijdt men gewoonlijk met een mes een stukje pinang-noot af, wikkelt dit in een sirih-blad, om het geheel vervolgens als pruim in de mond te steken. De pruim wordt op smaak gebracht door een vinger in wat kalk te dopen en af te strijken aan het sirih-blad. In of bij het sirih-mandje is daarom altijd een doosje of kokertje met kalk te vinden. De kalk verkrijgt men in de regel van gebrand koraal.
TM-A-1028 HOUTEN VOOROUDERBEELD Voorouderbeeld Er zijn drie typen beelden te onderscheiden op Leti: voorouderbeelden, beelden van stamouders, die verbonden waren met de oorsprong en stichting van de afstammingsgroepen, en beelden van hemel en aarde voorgesteld respectievelijk als man en vrouw.
Onderhavig beeld is een voorouder. Men is er van overtuigd dat iemands "schaduwbeeld" na de dood voortbestaat. Aangenomen wordt dat deze na het overlijden nog enkele dagen rondzwerft in de woonplaats en vervolgens vertrekt naar een dodendorp, gesitueerd op een onbewoond eiland, een rif of een kaap, niet ver van de wereld der levenden. Het beeld stelt de nabestaanden in staat in contact te treden met de overledene. Gewoonlijk offerde men sirih, pinang en palmwijn. Tijdens de offerande was de schaduw van de overledene tijdelijk in het beeld aanwezig.
De beelden stonden meestal opgesteld op de huiszolder. De schaduwen werden geacht de huiszolder te bereiken via openingen in de gevel, soms via een speciaal aangebracht luikje.
TM-30031827 DE SLANGEN TEMPEL IN PENANG Foto Waarschijnlijk is dit de enige slangentempel ter wereld. De tempel is gewijd aan een monnik Chor Soo Kong, die genezende gaven bezat. Hij was een Boeddhistische monnik, die naar Penang kwam en toen bijna volledig was overdekt met oerwoud. De legende vertelt verder hij bescherming bood aan slangen in de jungle. Toen de tempel klaar was in 1850, trokken de slangen er vanzelf in.
Gelovigen uit Singapore en Taiwan komen nog steeds op zijn geboortedag bidden.
WM-918 nan pinangschaar [DE] dier & vogel & kop : toekan
TM-60019684 PORTRET VAN EEN EUROPESE FAMILIE. DE KINDEREN DRAGEN TJELANA MONJET (APENPAKJE), DE VROUWEN SARONG EN KABAJA. PENANG Foto nan
WM-68691 nan sirihstel 1 = doos : pakinangan sagagraggan (= sirihdoos met
toebehoren)
([ST] voet & bovenrand & ringen
[DE] concentrische cirkels)
2 = deksel
([ST] bovenrand (opstaand en vlak)
[DE] concentrische cirkels (o.a. 4 paar))
3 = sirihbladhouder : sembelung
([ST] voet & bovenrand
[VO] zeshoek)
4-5 = pinangschaal voor pinangnoot : ceneng
([ST] voet & bovenrand & ringen)
6 = houder voor kalkvat
([ST] poot (3) & bovenrand & opengewerkte
band)
WM-940052 FOTOALBUM MET LANDSCHAPSFOTOGRAFIE, STADSGEZICHTEN EN PORTRETFOTOGRAFIE VAN MALEISIË, GETITELD "MALAY PENINSULA" (CA. 1907) fotoalbum Map met 74 losse kartons. Inhoud : titelblad (ongenummerd), dan 72 bladen met soms meerdere afbeeldingen per blad en 1 landkaart. De kartons bevatten landschapsfotografie, stadsgezichten, studioportretten, foto's van landbouw en dagbouw.
Indeling van de platen :
Singapore platen 1 - 18
Fed. Malay Stat. 1 - 36 waarvan 1 - 9 Kuala Lumpur
Penang 1 - 16
Malacca (1)
Soengei-Belawan (1)
Map of the Straits Settlements and Federated Malay States, 1907 ;
engelstalige ondertitels
RV-1241-277 VIJZEL VOOR GENOTSMIDDELEN vijzel en stamper Het kauwen van sirih (Piper betle) en pinang (Areca catechu) is op Damar, evenals elders in de Indonesische archipel, een oude gewoonte. Voor het fijnmaken van de pinang (betelnoot) werd deze vijzel met stamper gebruikt.
WM-733 nan pinangschaar [DE] dier & vogel & kop : haan
RV-1599-655 Pinangmes pinangmes nan
WM-903588 nan Foto De reede van Riouw of Tandjoeng Pinang Vrijhaven.
TM-5970-28 PINANGSCHAAR Notenkraker Pinangschaar van gesmeed ijzer met ingelegd gouden versiering en zilveren gedreven hulzen om de handvatten. Afgebeeld is een paard met ingelegd goud op lijf en vleugels. Restanten van rode betelkleurstof op het snijblad en de manen van het paard. Waarschijnlijk afkomstig van Bali.
WM-6839 nan pinangmand [ST] doos en deksel d.m.v. koord verbonden
[DE] kruisenden banden & vierkant
[KL] naturel & bruin (havanabruin) 1 = mand 2 = deksel ([VO] naar binnen gebogen (bovenzijde))
Voor het bewaren van pinang.
7082-nf-685-20-4 nan Foto Zwart/wit foto, gekarteld, opgeplakt met fotohoekjes.
Met eigen bijschrift.
Opname toont een close-up van een jonge kat.
Op achterkant foto staat: Wilde boschkat. Sei Pinang. Aug. Sept. '33
TM-668-23 PINANGSCHAAR nan Herk: Zuid Sulawesi Makassaren en Boeginezen
TM-668-24 PINANGSCHAAR nan Herk: Zuid Sulawesi Makassaren en Boeginezen
TM-788-54 COMPLEET MINIATUUR MESSING SIRIHSTEL Sirihstel Een sirihstel bestaat uit een bak met daarin diverse potjes. Deze potjes zijn bestemd voor het opbergen en bewaren van de ingrediënten die nodig zijn voor het bereiden van de sirih-pruim (genotsmiddel). Alvorens het sirihpruim te bereiden stalt men alle potjes met ingrediënten op het deksel uit, terwijl dit deksel op de bak ligt.
Dit is een compleet sirihstel, bestaande uit een sirihbak, deksel van een sirihbak, twee bolvormige potjes met deksel, twee potjes zonder deksel, één sirihkalkhouder en een sirihhouder.
De verschillende potjes zijn voor het bewaren van gambir, tabak, pinangnoten, kalk en sirihbladeren.
Dit is een miniatuur versie dat gebruikt werd als kinderspeelgoed.
TM-5663-329 KOKERROK MET KLEINE BLOEMEN, VLINDERS EN FENIKSEN Kokerrok Deze, nu losgemaakte kokerrok had voorheen een katoenen band aan de bovenkant. De rok toont florale motieven (o.a. celuki, anjer), feniksen en een motief dat door de verzamelaar 'pinangscissors' genoemd wordt. (Pinang is de noot van de areca). De kepala ('hoofd') is traditioneel met tumpal en papan. Tussen de tumpal is geen motief aangebracht. De story van de doek behelst Chinese karakters. De Chinese doek was bestemd voor Chinese afneemsters en voor de export.
RV-483-84 Wandelstok wandelstok nan
RV-Liefkes-417c EEN SIRIHDOOS VAN EEN SIRIHSTEL sirihdoos ; deksel Een sirihdoosje met deksel gemaakt van goud en versierd met geciseleerde florale motieven. Dit doosje is onderdeel van een sirihstel (Liefkes 417a-h).
Het aanbieden van sirih is in Aziatische landen een teken van gastvrijheid. Een sirihpruim bestaat uit stukjes pinang, de noot van de Arecapalm, samen met kalkpasta - vaak gemaakt van schelpen - en het sap van de gambirplant en eventueel nog tabak. Deze ingrediënten worden in een betelblad (= daun sirih) gewikkeld. Het kauwen produceert rood speeksel en het geeft een licht stimulerend effect.
TM-60062533 JONGE TABAKSPLANTEN OP ONDERNEMING KALAHOEN PENANG Foto nan
RV-3760-68 Pinangpot pinangpot nan
RV-6234-220 nan dia Boti Kujo poseert, tijdens een pauze, met een handvol rijstaren en een sigaret, haar tanden nog rood van de sirih-pinang. (Vrouwen vinden het lekker om een pruim te combineren met de door de eigenaar van de tuin aangeboden sigaret).
TM-A-4170f WICHELBOEK MET VOORSCHRIFT VOOR HET BEREIDEN VAN EEN GIFTIG MAGISCH MIDDEL Wichelboek Wichelboek met voorschrift voor het bereiden van een vergiftigd magisch middel, genaamd Si pinang rambe.
RV-2364-127 nan pinangknijper nan
TM-60028982 MEVROUW PONSE MET HAAR DOCHTER, TANTE POPPIE, EEN VRIENDIN EN EEN BABOE TIJDENS EEN VAKANTIE OP HET EILAND PENANG Foto nan
RV-929-755a AMULET amulet Hurkend beeldje, welks basis ovaal is op doorsnede. Recht vooruitgestoken armen, korte en platte rug en krulvormig gebogen benen; het midden der kruin afgeknot knopvormig, neus en mond op die van No. 755 gelijkende, oren niet aangegeven. Beneden de kin een reeks van drie schijfvormige verhevenheden en een S-vormige aan weerszijde van deze. Door een gaatje, beneden de kin, is een touw getrokken waaraan een gele en een groene kraal is geregen, terwijl er tevens een kort touwtje met twee blauwe kralen aan is verbonden.
De amuletten, aan een touwtje om de hals gedragen, hangen op borst of rug en moeten de mannen zowel moedig maken bij aanvallen, als bescherming verlenen tegen allerlei onheil. Zij worden ook wel door jongemannen op de rug gedragen, als tovermiddel om een of ander meisje aan te trekken. Aan enkele amuletten zijn stukjes hout of worteltjes vastgemaakt; bij tochten tegen de vijand wordt hiervan iets afgeschraapt en het schraapsel samen met sirih gekauwd. Ook steekt men verkoolt men een uiteinde van de toverhoutjes en eet iets van het verbrande gedeelte op; soms tot afwering van regen bij het ten strijde trekken. De uitgesneden amuletten doen alleen dienst, als er een ondermening of rooftocht op touw wordt gezet; zij worden telkens op nieuw ingewijd door bestrijking met gekauwde pinang, sirih en kalk. De drager van het amulet moet hetzelfde ritueel ondergaan, waarbij vooral het voorhoofd met het mengsel wordt ingesmeerd. Raakt de drager toch gewond, dan wordt wat van het toverhoutje geschraapt en hem dat ingegeven om de dood te verhoeden. De amuletten zijn zelden of nooit beeltenissen van overledenen; de insnijdingen zijn louter versieringen. Tussen het hout en het omwindsel bevindt zich een of ander onheilafwerend middel, dat soms ook aan het voorwerp hangt. Elk gezin vervaardigt de amuletten van een soort hout, die bij overlevering heet aan dat gezin geluk te brengen. Eenzelfde gezin zal nooit een amulet, al of niet versierd, van een andere houtsoort bezitten.
TM-1468-167a HOUTEN VOOROUDERBEELD Voorouderbeeld Er zijn drie typen beelden te onderscheiden op Leti: a. voorouderbeelden, b. beelden van stamouders, die verbonden waren met de oorsprong en stichting van de afstammingsgroepen, en c. beelden van hemel en aarde voorgesteld respectievelijk als man en vrouw.
Dit beeld is een voorouder. Een mens heeft een aan het lichaam verbonden levenskracht en anderzijds een identiteit, het 'eigene' van een persoon, enigszins te vergelijken met een ziel of geest. Dat wordt het 'schaduwbeeld' genoemd. Men is er van overtuigd dat iemands "schaduwbeeld" na de dood voortbestaat. Aangenomen werd dat deze na het overlijden nog enkele dagen rondzwierf in de woonplaats en vervolgens vertrok naar een dodendorp, gesitueerd op een onbewoond eiland, een rif of een kaap, niet ver van de wereld der levenden. Het beeld stelde de nabestaanden in staat in contact te treden met de overledene. Gewoonlijk offerden ze sirih, pinang en palmwijn. Tijdens de offerande was de schaduw van de overledene tijdelijk in het beeld aanwezig.
De beelden stonden meestal opgesteld op de huiszolder. De schaduwen werden geacht de huiszolder te bereiken via openingen in de gevel, soms via een speciaal aangebracht luikje.
Dat het beeld op een Westerse stoel zit, geeft aan dat het beeld vervaardigd is na contact met westerlingen en dat de overledene zich mogelijk tot het christendom heeft bekeerd. (Nico de Jonge en Toos van Dijk, Vergeten Eilanden, Periplus, 1995)
RV-1684-17 TABAKSDOOS gambirdoos This richly decorated gold box is part of a betel or sirih set, containers for the various ingredients of the betel quid. It was seized from the palace of Klungkung after the so-called Puputan Klungkung on 28 April 1908. It was most likely made by gold- and silversmiths, pande mas, who lived in Kamasan and worked to order for the Klungkung courts.
The custom of betel chewing, which carries an important role in various social activities and ceremonies, was widespread in Bali. For enjoyment as a stimulant, ingredients for the betel quid were offered to guests as a sign of welcome and token of politeness. Although there has been a marked decrease in the daily use of this in Bali, the offering of sirih is still regarded as a sign of hospitality, and as confirmation of relationships. In a ritual context, betel ingredients are at present mainly used as part of offerings to deities and ancestors.
Basic ingredients for betel chewing are betel (sirih) leaf (Piper bitle), areca (pinang palm) nut (Areca catechu) and lime (Calcium exyde). Gambir (Unracia/Uncaria gambir) and tobacco are both potential additions to the basic elements of the betel quid, in order to render the whole more fragrant.
Anyone who chewed betel or sirih had the basic ingredients to hand in a simple compartmented open box made of wood, or a bag made of bamboo or, among people of higher social status, in all kinds of little containers, boxes, and bowls, placed together on a beautiful dish or tray. Especially in the context of a royal palace or princely court, boxes or containers for the ingredients of the betel quid were usually beautifully decorated and made of precious materials, like gold or silver, decorated with gemstones. In the same way that the accumulated powers of the ancestors are believed to reside in a heirloom keris, a betel set was also often part of the most valuable inherited items, the pusaka, because of its connection with the presence of the ancestors. Betel sets were even incorporated into the state regalia.
In their portraits, rulers often had themselves shown with a fine sirih set close at hand. A complete sirih set or only some of the containers were also a favoured item for presents or diplomatic gifts from one ruler or senior official to another.
This box from the Klungkung palace was beaten out of sheets of gold. The various parts were hammered into shape and decorated, before soldering. The process of embossing decorations from the back is called repoussé work. Final details to the design are done by chasing on the front side.
Like most Balinese gold and silverwork the box is richly decorated with geometric, foliate and floral borders, influenced by Indian motifs and by Hindu-Javanese temple ornamentation. The general name of these flower motifs is patra.
The gold container for tobacco is called lopa-lopa or tépak. The sides of the box are decorated with rows of triangles and meandering tendril and flower motifs, patra sari, also called “recalcitrant spiral”, a motif which often occurs as Hindu-Javanese temple wall ornament. Also the lid is decorated with flower borders and a rim of meanders, or banji motifs, associated with ancient solar symbols.
7082-nf-1375-178 nan Foto Foto, zwart/wit, vierkant, gekarteld, los opgeborgen in doorzichtig vel.
Op achterkant staat in inkt genummerd: 178
In bijgeleverde tekst: 178. Groepje kinderen te Soengei Pinang - IX-'33
Opname toont Indonesische kinderen, jongens en meisjes, op een open ruimte bij een huis. Achter hen een eenvoudige trap die naar de eerste verdieping leidt van dat houten huis op palen.
N.B.: Aangenomen is dat de geografische herkomst van deze foto de regio Palembang is.
RV-370-3903 AMULET amulet Rond houten staafje, het boveneind tot een zittend beeldje met groot hoofd en puntig hoofddeksel gefatsoeneerd. Voor zich een rechtopstaand schild, welke besneden is met een ornamentatie. Het ronde staafje is omwikkeld met een rood katoenen lapje welke door ouderdom verteerd is.
De amuletten, aan een touwtje om de hals gedragen, hangen op borst of rug en moeten de mannen zowel moedig maken bij aanvallen, als bescherming verlenen tegen allerlei onheil. Zij worden ook wel door jongemannen op de rug gedragen, als tovermiddel om een of ander meisje aan te trekken. Aan enkele amuletten zijn stukjes hout of worteltjes vastgemaakt; bij tochten tegen de vijand wordt hiervan iets afgeschraapt en het schraapsel samen met sirih gekauwd. Ook steekt men verkoolt men een uiteinde van de toverhoutjes en eet iets van het verbrande gedeelte op; soms tot afwering van regen bij het ten strijde trekken. De uitgesneden amuletten doen alleen dienst, als er een ondermening of rooftocht op touw wordt gezet; zij worden telkens op nieuw ingewijd door bestrijking met gekauwde pinang, sirih en kalk. De drager van het amulet moet hetzelfde ritueel ondergaan, waarbij vooral het voorhoofd met het mengsel wordt ingesmeerd. Raakt de drager toch gewond, dan wordt wat van het toverhoutje geschraapt en hem dat ingegeven om de dood te verhoeden. De amuletten zijn zelden of nooit beeltenissen van overledenen; de insnijdingen zijn louter versieringen. Tussen het hout en het omwindsel bevindt zich een of ander onheilafwerend middel, dat soms ook aan het voorwerp hangt. Elk gezin vervaardigt de amuletten van een soort hout, die bij overlevering heet aan dat gezin geluk te brengen. Eenzelfde gezin zal nooit een amulet, al of niet versierd, van een andere houtsoort bezitten.
TM-550-2d POTJE ZONDER DEKSEL VAN EEN MESSING SIRIHSTEL Sirihstel (onderdeel) Dit potje is voor het bewaren van gambir of pinangnoten (djambé).
Een sirihstel bestaat uit een bak met daarin diverse potjes. Deze potjes zijn bestemd voor het opbergen en bewaren van de ingrediënten die nodig zijn voor het bereiden van de sirih-pruim (genotsmiddel). Alvorens het sirihpruim te bereiden stalt men alle potjes met ingrediënten op het deksel uit, terwijl dit deksel op de bak ligt.
RV-1926-317 SARONG sarong Tot aan het begin van de twintigste eeuw werd een sarong van boombast voor verschillende doeleinden gebruikt. Volgens Kaudern (1944: 190) is de algemene naam voor sarong 'kumu'. Een sarong werd onder andere gebruikt als laken om in te slapen. Een sarong werd ook gebruikt als draagdoek. Adriani en Kruyt (1901: 146) noemen deze doeken 'pauba'. De derde toepassing van de sarong was de sarong als rok, gedragen op feestelijke gelegenheden en in het dagelijks leven. Deze sarong heet 'topi' en werd uitsluitend door vrouwen gedragen. Wanneer deze sarong werd gedragen door vrouwen op feestelijke gelegenheden heet het kledingstuk 'saludende'. De 'saludende' werd niet gedragen als rok, maar als sjerp over de schouder. De 'pauba' werd het meest gebruikt door mannen. Over het algemeen droegen vrouwen zaken als sirih-pinang in een mand. Kinderen werden door vrouwen wel in een draagsarong gedragen. Het is erg moeilijk om na te gaan om wat voor een soort sarong het hier gaat.
Vrouwen en priesters waren verantwoordelijk voor het bewerken van de boombast en het versieren van de doeken. De lap werd aan de uiteinden aan elkaar geklopt, zodat er een koker ontstond. De versieringen werden gemaakt door de doek te beschilderen, daarnaast werden er ook motieven aangebracht met behulp van stempels.
Door onder andere de introductie van geweven doeken raakte boombastkleding in onbruik. Versierde boombastkleding werd in het begin van de twintigste eeuw nog wel gedragen tijdens ceremoniën.
RV-370-3905 AMULET amulet Zevenkantig lichtgekleurd houten staafje, welke op vier zijden met verschillende ornamentaties zijn besneden. Het boveneinde tot een beeldje met naar twee kanten een gezicht en hoofddeksel, waarin een gat is doorboord waardoorheen een vezelkoord is geknoopt.
De amuletten, aan een touwtje om de hals gedragen, hangen op borst of rug en moeten de mannen zowel moedig maken bij aanvallen, als bescherming verlenen tegen allerlei onheil. Zij worden ook wel door jongemannen op de rug gedragen, als tovermiddel om een of ander meisje aan te trekken. Aan enkele amuletten zijn stukjes hout of worteltjes vastgemaakt; bij tochten tegen de vijand wordt hiervan iets afgeschraapt en het schraapsel samen met sirih gekauwd. Ook steekt men verkoolt men een uiteinde van de toverhoutjes en eet iets van het verbrande gedeelte op; soms tot afwering van regen bij het ten strijde trekken. De uitgesneden amuletten doen alleen dienst, als er een ondermening of rooftocht op touw wordt gezet; zij worden telkens op nieuw ingewijd door bestrijking met gekauwde pinang, sirih en kalk. De drager van het amulet moet hetzelfde ritueel ondergaan, waarbij vooral het voorhoofd met het mengsel wordt ingesmeerd. Raakt de drager toch gewond, dan wordt wat van het toverhoutje geschraapt en hem dat ingegeven om de dood te verhoeden. De amuletten zijn zelden of nooit beeltenissen van overledenen; de insnijdingen zijn louter versieringen. Tussen het hout en het omwindsel bevindt zich een of ander onheilafwerend middel, dat soms ook aan het voorwerp hangt. Elk gezin vervaardigt de amuletten van een soort hout, die bij overlevering heet aan dat gezin geluk te brengen. Eenzelfde gezin zal nooit een amulet, al of niet versierd, van een andere houtsoort bezitten.
TM-60028998 PORTRET VAN DE FAMILIE PONSE, EEN PLANTERSFAMILIE UIT SUMATRA, TIJDENS EEN VAKANTIE OP HET EILAND PENANG Foto nan